26 december 2010, 22:33, The Capital Inn, Reykjavik
Lang geslapen vandaag, dat is ook af en toe eens leuk. De nattigheid van gisteren is nog niet helemaal verdwenen; Heleen haar “snowboots” (wie vindt zulke dingen eigenlijk uit?!) zijn nog steeds doorweekt. Mijn schoenen, die ik wél op de chauffage had gelegd (“Je weet toch dat dat slecht is voor je schoenen – althans Heleen) zijn echter droog … en een beetje verfrommeld.
Maar goed, droge schoenen dus: een heerlijk gevoel. We nuttigen een lang en uitgebreid ontbijt en besluiten dan maar de route voor de komende dagen uit te stippelen en de nodige reserveringen te doen. We besluiten nog één dag langer in The Capital Inn te blijven en daarna onze road trip rond IJsland te beginnen.
Omdat ik geen zin heb om de hele dag binnen door te brengen en we bovendien geen eten hebben trek ik de regen in om eten te zoeken. Het heeft de hele nacht geregend en het uitzicht is getransformeerd van een witte sneeuwvlakte naar een groene wereld van bomen, gras en struiken. Het is opmerkelijk hoe anders alles is nu de sneeuw is verdwenen; bovendien is het leuk om het geasfalteerde pad nu ook te zien (en er niet de hele tijd van te vallen omdat het onder een hoop sneeuw ligt).
Het is wel eens leuk om er alleen op uit te trekken; aan een snel tempo wandel ik langs kleine straatjes die ik nog niet gezien had en ontdek daardoor een winkel die tot tien uur ‘s avonds open is én dicht bij het hotel ligt. Bovendien had mijn eenzame tocht het voordeel dat ik eindelijk het Grote IJslandse Rookverbod kon omzeilen (Wet van Heleen – artikel 2. Sanctie: twee uur boos kijken).
Ik trok verder richting zee en kwam uiteindelijk aan de haven van Reykjavik. Ook de stad zelf was veranderd van een ijs-stad naar een … regen-stad. Zonder sneeuw ziet alles er toch net dat tikkeltje bekender uit.
In de haven heb ik dan eindelijk de laatste sporen van de Laatste Trein van IJsland gevonden. Helaas was de stoomlocomotief, die er jaren gestaan heeft, verdwenen. Het enige wat overbleef was de tien meter rails waarop dit monument van technische kunde zo lang gestaan heeft. Een ware teleurstelling, gezien ik toch al even op zoek was naar dit gevaarte.
In de terugweg ben ik nog even gestopt in de hamburgertent “Hlöllabátar” om er een hamburger te nuttigen (700 ISK – ontzettend lekker). Ik begreep dat Heleen ondertussen in het hotel honger zat te lijden, wat de burger nog een stuk lekkerder maakte.
Op de terugweg ben ik ook nog eens langs het oudste officiële park van IJsland: Hljómskálagarður. Het meer, waar we eergisteren nog over liepen, is nu teruggevallen naar haar oude bezigheid: meer zijn. Het ijs is niet volledig gesmolten, maar het is duidelijk wel een stuk dunner.
Ook ben ik nog even binnen gesprongen op het kerkhof. Er waren al een stuk minder lichtjes dan op kerstavond, maar ook deze nacht waren er nog kaarsen en lampjes. De lichtjes en de bomen op de graven geven toch echt wel een vreemd gevoel, een beetje knus. Het is soms moeilijk te beseffen dat hier zoveel afscheid genomen is.
Terug in het hotel zat er niets anders op dan nog wat plannen en het hongerige vogeltje wat brood en kaas te geven. Heleen was echter héél blij met de koekjes die ik voor haar meegebracht had.
Maar zo’n beetje noorderlicht, dat zit er niet in vandaag.