Cafetaria van een hotel in Noorwegen. Jongeman zit aan een tafeltje met een flesje bier voor z’n neus. Jongeman nipt af en toe eens aan het pintje, maar staart verder voor zich uit. Het meisje van het hotel komt het podium op.
“Hushta mal ikke yum yum kapouw?”
Jongen kijkt op van pintje.
– “Oh, I’m sorry. I don’t speak Norwegian”
“Oh, that’s alright. I van speak English. I was asking if everything is alright, sir?”
– “Oh. Yes. Well, it’s going alright. But do you mind if we talk in Dutch?”
“Why? My Dutch isn’t very good.”
– “Well, some of my readers are a bit slow…”
“Oh. Of course, I see. OK, ik zal probeer.”
– “Dank je.”
Jongen glimlacht en nipt van zijn pint.
“Wat doe je helemaal alleen hier?”
Het meisje staat met een dieblad tegen haar borst gedrukt.
– “Ik drink nog een pintje.”
“Maar je familie… Zij zijn al weg?”
– “Ja, die zijn al om tien uur gaan slapen.”
Het meisje glimlacht.
“Dat meisje dat bij je was, is toch nog jong?”
– “Ja. Maar ja, ze begint ook al saai te worden he.”
Het meisje knikt.
“Nood aan wat gezelschap?”
De jongen glimlacht.
Het meisje zet zich op de stoel recht tegenover de jongen. De jongen schuifelt wat nerveus. Het meisje grijnsd.
“Moet je me dan niets te drinken aanbieden?”
Jongen tast in zijn zak en haalt zijn portefeuille boven. Hij draait ze om boven de tafel en er valt enkel een houten knoop uit.
– “Ik vrees dat ik geen kronen meer heb.”
Het meisje neemt de knoop en doet alsof ze hem grondig inspecteert.
“Maar jullie hebben hier een kamer, toch?”
De jongen knikt.
“Dan zetten we het nu toch gewoon op de rekening van de kamer?” De ogen van het meisje fonkelen.
De jongen lacht terug. – “Doe mij dan maar nog een lontje van €7,00. En neem voor jezelf ook maar wat.”
Meisje gaat af.
Jongen kijkt wat onwennig om zich heen.
Jongen bestudeerd knoop, likt er aan, trekt vies gezicht en steekt knoop terug weg.
Meisje komt terug met twee pintjes.
“Vertel eens, jongen. Wat vind je ‘t schoonste van Noorwegen tot nu toe?”
De jongen strijkt door zijn baard en doet alsof hij diep aan het nadenken is.
– “De meisjes.”
Het meisje lacht luidop.
“Bevalt het je dan?”
– “Ja, er lopen hier echt schone meisjes rond.”
“En dat vind je ‘t schoonst hier? Niet de bergen, of de fjorden, of het Noorderlicht… maar”
– “… de meisjes. Yep.”
Jongen grijnst.
“Dus vandaag heb je de hele dag naar meisjes gekeken?”
– “Nee hoor, ook wel wat rond gereisd.”
“Wat gezien?”
– “Ja, mijn zus had eigenlijk de reis al wat gepland?”
“Is dat je zus?”
– “Ja.”
“AH, leuk!”
– “Wie dacht je wel dat het was?”
“Euh, neeja, niemand.”
Meisje kucht nerveus.
“Euh, en waar ben je naar toe geweest?”
– “Wel, even denken. Deze ochtend hebben we die kabelbaan naar de top van die berg daar genomen.”
“Storsteinen?”
– “Sorry?”
“Dat is de naam van die berg.”
– “Aha, OK. Ik zal het proberen onthouden.”
“Het betekent “grote steen” in het Noors.”
– “Wie vindt dat uit…”
“Mijn voorvaderen.”
– “Euh. Ja. Misschien.”
Beide nippen van hun pint.
– “Goed, de kabelbaan naar de top van de Storsteinen genomen dus…”
“Welja… Top…”
– “… De kabelbaan naar het midden van de Storsteinen genomen?”
“Nou, het is best wel wat hoger dan het midden…”
– “Wat is het dan wel?”
Jongen begint een beetje geïrriteerd te worden.
“Goh, bet kabelbaan station?”
– “… dan hebben we de kabelbaan genomen naar het kabelbaanstation op de Storsteinen dat hoger ligt dan het midden van de berg maar niet zo hoog als de top?”
Het meisje grijnst.
“Correct.”
– “Takk.”
Kuch. “Euh, Nederlands…”
– “OK, ok. «Bedankt.»”
“En daarna?” vraagt het meisje.
– Daarna zouden we naar een Samisch kamp trekken, maar na wat extra lezen leek het ons een erg commerciële bedoening te zijn?”
“Oh, en je was al onderweg?”
– “Ja, we zaten al 25km van Tronsø.”
“Wat heb je dan gedaan?”
– “Terug gekeerd.”
Meisje trekt een wenkbrouw op.
“Heb je de benzineprijzen hier al gezien?”
De jonge’ negeert de vraag.
– “We zijn dan meteen doorgereden naar Sommarøy.”
“Dat is nog eens 40km verder!”
– “Ja, maar ik vind het fijn om te rijden hier.”
“Maar Sommarøy, daar is toch ook niet veel te doen?”
– “We hebben er gegeten.”
“En daarna?”
– “Eventjes buiten gestaan en gekeken naar de oceaan.”
“Dat rijmt.”
– “Sorry.”
“En daarna terug naar Tromsø?”
– “Yep. Naar het museum van poolvaarders.”
“Leuk?”
– “Best wel, maar we moesten ons haasten want het sloot al om vijf uur.”
“Ja, ik weet het. Ik heb er nog gewerkt.”
– “Werd je dan niet ziek van al die toeristen?”
“Soms. Maar hier is het niet veel beter.”
Hij knikte. – “Sorry.”
“Jij valt best nog mee.”
– “Takk.”
Meisje: “En daarna naar hier gekomen?”
– “Yep.”
“Met pizza?”
– “Met pizza.”
“Kwam hij hier uit de straat?”
– “Ja.”
“Lekker je?”
– “Ja.”
De jongeman geeuwt. De pintjes zijn op.
– “Ik ga maar eens slapen…”
“Nu al?”
– Ja, ik moet morgenvroeg rijden.”
“Blijf je niet nog even?”
De jongen stelt zich recht en neemt zijn jas.
– “Slaap zacht, Noors meisje.”
Het meisje glimlacht.
“Slaap zacht.”
Jongen gaat af. Meisje zet lege flesjes weg, haalt schotelvod uit schort, kuist de tafel, neemt een nieuw flesje bier, kijkt naar de klok, neemt een slokje van het bier en zucht. Doek.