Categories
Reis Schrijfsels Uncategorized

IJsland: dag 15

8 januari 2011, 16:06, Eurostar, London

De laatste dag IJsland (snik!) in uitspraken:

  • “Allez, noorderlicht, doe eens een trucje!” (rond 2u ‘s nachts)
  • “Heleen, kom uit u bed.”
    – “Nee.”
  • “Hoe doe je dat vies spul van de Blue Lagoon uit u haar?!”
  • “It’s quite friskes, isn’t it?”
  • “Why didn’t the museum make the door as big as you say?”
    – “Because the church burned down and they could only save about two thirds of the door.”
    “Then why didn’t they make more doors?”
    (Amerikaanse kinderen in het National Museum (500 ISK inkom voor studenten)).
  • “Kijk, Heleen, zo’n Atari heb ik ook.” (in datzelfde museum)
  • “Huh, is dat nu de IJslandse of de Deense vlag?!” (nog steeds in dat museum)
  • “Baldursgata, dat klinkt een beetje als Baldurs gate!”
    (in een straat die betrekkelijk veel op de naam van een computerspel lijkt.)
  • Heleen: “Puffin puffin, puffin puffin puffin” (zingend).
    – “Nee-hee, ‘t is ‘pappegaaienduiker’!”
  • “Viking; dat smaakt naar Heiniken. Bah.”
  • Muziekant in café Prikid:
    “There are the foreigners!”
    – “But we come in peace!”
    “Hah, you will leave in pieces!”
    (ware vikingstaal.)
  • “Do you know Deus” (diezelfde muzikant)
    – “Of course!” (wij.)
    “Here is a song for our special Belgian friends!”
    (gevolgd door Little Euritmatics – Deus)
  • “Ik ben een Viking… Arr.”
    – “Volgens mij zijn dat piraten.”
    “Arr.”
  • “Wacht ze, ik snap het niet… Eerst was IJsland onafhankelijk, dan was het van Noorwegen… en plots van Denemarken?!”
    – “Dat is omdat Denemarken en Noorwegen met elkaar getrouwd zijn.”
    “Oh.”
  • *burp* (= ongeveer hoe je “Höfn” uitspreekt in het IJslands).
    – “Nee, daar komen we van.”
  • Heleen: “It’s soo fluffy!” (op Thijs z’n trui die “overdreven extreem zacht is”)
  • “Misschien ben ik een beetje tipsy. Vier op tien ofzo.”
  • “850 kronen is toch eigenlijk niet zo veel voor een halve liter…”
    – “… Heiniken.”
  • “Sinds het begin van de jaren 1240 is he ….”
    – “Watte?”
    “Dajenoerzijt!”
  • “Zit eens stil!” (tegen Heleen nadat ze een tas koffie op had.)
  • “One schnaps please.”
    – “What kind of schnaps?”
    “An Icelandic kind of course!”
    (even later…)
    “Yucky. Munt met dropsmaak ofwa?!”
  • “Over drie uur moeten we opstaan en de bus halen.”
    – “Nee. Ik wil niet.”
  • “Misschien is dat daar noorderlicht.”
    – “Misschien. Maar ik denk ‘t niet.”
    “Ik beslis dat dat noorderlicht is.”
  • “Stom noorderlicht.”
  • “Misschien gaan we morgen noorderlicht zien terwijl we opstijgen.”
    – “Misschien.”
Categories
Reis Schrijfsels Uncategorized

IJsland: dag 14

6 januari 2011, 20:03, The Capital Inn, Reykjavik

De Blue Lagoon. 7400 ISK (€ 49,33) voor ingangsprijs en busticket vanaf een hotel in Reykjavik. Het is een spa die uiteindelijk eigenlijk enkel bestaat uit een groot meer dat gevoed wordt door warm water van een naburige elektriciteitscentrale (geothermisch uiteraard – this is Iceland!), een sauna en stoombad, een cafetaria en een restaurant.

Toegegeven, het is vrij indrukwekkend te zwemmen in temperaturen onder de nul, met zware windvlagen en zelfs een sneeuwstorm. En het decor kan ook enkel in schoonheid beschreven worden: rondom het meer zijn enkel lavarotsen te zien. Het geheel doet wat onaards aan, het lijkt een beetje alsof je op mars een duikje in een lekker warm meer neemt.

Wij daarheen dus. Een bus van Reykjavik Excursions is ons om half elf komen afhalen aan het hotel, netjes op tijd. De rit naar de Blue Lagoon duurde een klein uurtje en even later zaten we al in de kleedkamers. In de lagoon gelden dezelfde regels als in elk IJslands zwembad – of in andere woorden: broek af en alles eens grondig wassen voor je binnen gaat. Maar een klein ogenblik later zit je in dat warme water en ben je al die narigheid en vreemde toestanden al helemaal vergeten.

Om eerlijk te zijn ben ik niet zo heel erg onder de indruk van de Blue Lagoon. Okay, het ziet er allemaal wel heel erg mooi uit, maar zowel de inkom (€ 28,00 zonder vervoer) als het restaurant zijn behoorlijk prijzig. Bovendien is het binnen niet meteen de luxe die ze op de website laten uitschijnen; het gaat natuurlijk niet om een eenvoudig zwembad, maar een luxe spa is het nu ook weer niet.

Als je bedenkt dat we vorige week 250 ISK uitgegeven hebben om te zwemmen in het stedelijk zwembad dat óók buiten was en óók warm was (en bovendien een glijbaan had!), is € 28,00 misschien net dat tikkeltje overdreven.

Maar goed, we hebben ons geamuseerd. Bovendien is de Lagoon de populairste attractie bij toeristen; we zouden ons dus geen deftige toerist mogen noemen hadden we er niet heen gegaan. Het blijft een vreemd gevoel zijn om je haar te voelen bevriezen terwijl ‘t lijfje in een aangename 40°C vertoeft – je hoofd af en toe onderdompelen is de boodschap.

Wegens te lang douchen hebben we de bus gemist, maar één telefoontje naar Reykjavik Excursions en we hadden een reservatie op de volgende. Een prima service – we kregen zelfs excuses omdat ze slechts een kwartier op ons gewacht hadden.

Ps.: Dankzij de helende krachten van het water in de lagoon heb ik nu een baby-zacht velletje. Voelen kan op afspraak.

Stom noorderlicht. Ik geloof niet meer in jou.

Categories
Reis Schrijfsels Uncategorized

IJsland: dag 13

5 januari 2011, 22:01, The Capital Inn, Reykjavik

Een kalm dagje vandaag. Om half tien opgestaan, ontbeten en daarna de auto binnen gedaan. Hoewel we een wieldop verloren waren, heeft men ons verteld dat er geen extra kosten zouden aangerekend worden. Momenteel zijn we dus erg gelukkig met de car rental service van Sad Cars.

Na het emotionele afscheid met de auto zijn we te voet naar Perlan getrokken; gelukkig maar een kleine halve kilometer. Zoals eerder beschreven is Perlan een restaurant / museum / uitzicht punt gebouwd in de belangrijkste warmwatercentrale van Reykjavik. Op de bovenste etage bevindt zich het (prijzig) restaurant; bovendien is de etage gebouwd op een roterend vlak zodat de gasten op twee uur tijd het volledige uitzicht kunnen bezichtigen zonder ook maar één spier te bewegen.

Het restaurant was uiteraard wat te prijzig, dus hielden we het op een middagmaal van een soepje (Heleen nam uiteraard een stukje chocoladetaart als middagmaal) in de (véél goedkopere, doch nog steeds prijzige) cafetaria. De cafetaria, die zich één etage onder het restaurant bevindt, draait helaas niet rond, maar op het terras kan je nog steeds genieten van een prachtig uitzicht op Reykjavik.

Na het soepje terug naar beneden, naar het Saga museum dat zich in één van de waterreservoirs bevindt – het water is er uiteraard uitgehaald. Ook het museum is relatief prijzig (1000 ISK per persoon), maar het is wel leuk om een beeld te krijgen van de IJslandse “geschiedenis” (of toch de sagen die erover overgebleven zijn).

Daarna op naar Reykjavik city, waar we onze kennis van de IJslandse geschiedenis nog wat hebben uitgebreid door het “Reykjavik 871 ± 2 Settlement Museum” (1000 ISK per persoon, 500 ISK voor studenten). Het museum is ondergronds gebouwd rond de overblijfselen van de oudste archeologische vondst van Reykjavik: een huis van minstens vóór 871 ± 2 (na Christus). Deze erg specifieke datum is berekend omdat er asresten van een vulkanische uitbarsting in 871 ± 2 in de muren gevonden zijn; wat betekent dat zij toen al gebouwd waren. De datering van de uitbarsting is dan weer mogelijk geworden doordat dezelfde asresten ook in de het ijs van gletsjers gevonden is. Elk jaar komt er een laagje ijs bij, datering is dus bijna even simpel als het tellen van de jaren van een boom.

Het Settlement museum heeft een heleboel indrukwekkende technische snufjes en is bijzonder interactief, het was dus een erg leuke ervaring voor technische nerds als ik. (Als iemand me kan uitleggen hoe de interactieve tafel op het einde werkt, ik snap het niet!)

Daarna een hamburger in de beste hamburgertent van Reykjavik (of toch volgens mij) naast de Tabasco’s, gevolgd door een dubbele koffie in Prikid, één van de oudste cafés in Reykjavik.

Afsluiten met Indiana Jones op BBC One; en morgen gaan we baden in de Blue Lagoon.

Bewolkt. Geen noorderlicht.

Categories
Reis Schrijfsels Uncategorized

IJsland: dag 12

5 januari 2011, 22:32, The Capital Inn, Reykjavik

Terug naar Reykjavik dan maar. Akranes ligt slechts een 50tal kilometer van Reykjavik, maar je moet wel even door de toltunnel Hvalfjarðargöng (900 ISK) die pas in 1998 opengegaan is. De tunnel zit op z’n diepste punt 165m onder de zeespiegel (spannend!) en is 5,5 km lang. (Je kan ook een omweg nemen, maar het kost praktisch meer benzine; bovendien zijn tunnels de max.)

In Reykjavik aangekomen zijn we eerst even naar het winkelcentrum gegaan omdat Heleen daar een cadeautje voor mij wou kopen (een vikingshelm – zij het eentje van plastiek). Een hapje eten daar en dan op naar ‘t centrum van Reykjavik om daar nog wat te toeristen.

Het Reykjavik art museum “Hafnarhus“toont wisselende exposities; een collagecollectie van de IJslandse kunstenaar Érro (een grote fan van Amerikaanse comics), ietwat vreemde werken van de Noorse beeldend kunstenaar Gardar Eide Einarsson (zwart/witte versies van verkeerskegels en andere vreemdigheden) en een héél vreemde opname van meeuwen die visresten verslinden in open zee (Bjarni, IJslands kunstenaar).

Terug naar het hotel, even gerust en – rond half één ‘s nachts – op noorderlicht-jacht. We zijn de stad uitgereden op zoek naar een rustig plekje (Reykjavik is wel erg verlicht), maar het enige dat we vonden was een open sterrenhemel met een heleboel vallende sterren. Helaas geen noorderlicht gevonden, hoewel de zonneactiviteit 2 (“low”) zou moeten zijn. Overmorgen wordt 3 (“moderate”) verwacht, laat ons hopen dat we het dan toch eens zien.

Ik wil m’n geld terug als ik niet rap noorderlicht zie.

Categories
Reis Schrijfsels Uncategorized

IJsland: dag 11

3 januari 2011, 22:35, Jeugdherberg Akranes, Akranes

De hoogtepunten van de dag, in 11 puntjes:

  1. De loopies waren niet van Kellogs. Ik ben heel erg teleurgesteld. Ik zal eisen van Kellogs dat zij een patent nemen op “donut cornflakes” en op die manier de heerlijkheid van elke loopie ter wereld garanderen. (Loopies zonder honing of extra suiker zijn geen loopies, stomme IJslanders.)
  2. De 76 gaat langs een hele resem tunnels; een ware sensatie om er door te rijden. Het is schitterend om te zien hoe men hier door de bergen is gegaan. Bovendien heb ik eindelijk een tegenligger moeten kruisen in een één-rijstrook-tunnel!
  3. Dat kleine stukje dat we door het IJslandse binnenland hebben gereden, heeft het gestormd, “gemist”, gesneeuwd en gehageld. De auto is ongelofelijk vuil en ik heb geen idee of we die proper of vuil moeten terugbrengen.
  4. Tijdens het rijden door de mist leek het alsof er geesten over de weg hingen. De wind joeg immers poedersneeuw over de weg, waardoor de weg tot leven leek te komen in een kolkende massa. Even waanden we ons in het hiernamaals, tot een grote truck ons uit onze droom weg trok.
  5. De west-fjorden zijn praktisch onbereikbaar in hevige sneeuwstormen. Ofwel: ik ben een mietje en ik durf niet over half-verharde wegen rijden als de wind de auto bijna weg blaast. (Bovendien was het een hondertal kilometer omrijden, waar ik niet zoveel zin in had; maar in een zomer zal ik er wel erg veel zin in hebben.)
  6. Heleen zegt “Jah! Ik wil” op het bovenstaande “terugkomen in een zomer” en doet dat belachelijke “victory” teken met haar vingers.
  7. Heleen heeft besloten mijn blog niet meer te lezen als ik nog veel over haar schrijf.
  8. Vandaag is de balans gewisseld van “Heleen moet mij geld” naar “ik moet Heleen geld”.
  9. Een IJslands ijsje van minder dan 400 kronen geeft je ongeveer een zillioen liter ijs met snoepjes. Heleen krijgt geen zillioen liter ijs op. (Ik heb een legendarische “hot-dog” gegeten; een must volgens the Lonely Planet. Conclusie: ook verkrijgbaar bij Ikea.)
  10. Na een hele week IJslands gebrabbel hebben we, in de buurt van Reykjavik, de Engelse radiozender “BBC International” gevonden op de FM band.
  11. We zijn, alweer, de enige mensen in het hotel / jeugdherberg. Bovendien lijkt geen enkele IJslander te zien dat wij geen IJslanders zijn en begint iedereen in dat vreemd IJslands gebrabbel tegen ons. Hallo-ho, wij zijn toeristen! Kennelijk hebben ze zo niet zo veel in de winter.

Ps.: Heleen vindt het hier super-gigantisch-mooi en blijft het zeggen… opnieuw en opnieuw en opnieuw… (Ook wel: “mooi”, “ohzo mooi”, “ooh, mooi”, “pio, mooi”, “pio, ‘t is hier fantastisch”, “ik ben zo blij dat ik hier ben”, “ik wil hier blijven”, “ha, ‘t is hier irritant mooi”)

Nee-hee, geen noorderlicht. Ze zijn met onze voeten aan ‘t rammelen.

Categories
Reis Schrijfsels Uncategorized

IJsland: dag 10

3 januari 2011, 01:05, Fosshotel Dalvík, Dalvík

Elanden zijn ongelofelijk domme wezens. In paniek liep er vandaag één in de richting van onze (aan 90km per uur) aanstormende auto, in de linker berm. Uiteraard ging ik op de rem staan om dat gevaarte wat dichter te bekijken, springt dat stomme beest toch wel niet voor de auto zeker?!

Gelukkig kon ik nog net op tijd stoppen (of kon de eland net op tijd de overkant van de weg bereiken), maar het was toch even spannend.

Vandaag ging de tocht richting Akureyri, IJslands tweede grootste stad (na Reykjavik). In het heenrijden zijn we langs het meer Mývatn gereden, dat ontstaan is door meerdere uitbarstingen van de omringende vulkanen en daardoor een zeer grillige vorm heeft.

Eerst wouden we even stoppen in het Krafla power station omdat dit gelegen is in een actieve vulkaanzone. (Er wordt immers elektriciteit doormiddel van geothermisch energie geproduceerd.) Na lang omrijden en verdwalen zijn we er dan toch geraakt, maar het was niet helemaal het avontuurlijke tafereel dat in the Lonely Planet beschreven stond. We konden niet veel meer zien dan de fabriek zelf.

Verder rijden naar Akureyri dan maar. Akureyri is echt wel een indrukwekkende stad (als je zo lang tussen dorpen gereden hebt). Ik moest er immers zelfs wachten om iemand zijn voorrang te geven en er staan zelfs verkeerslichten! Gezien het weinig eten de laatste dagen zijn we meteen op zoek gegaan naar een leuk restaurantje.

Het spijt me, beste lezer. Ik heb u ongetwijfeld zeer teleurgesteld. Het is natuurlijk waar dat IJsland onder sterke internationale druk staat omdat het geen verbod op de walvissenjacht inlast. Maar gezien die druk steeds groter wordt moest ik het toch één keer proeven? En om eerlijk te zijn, het smaakte echt wel lekker; maar wegens morele redenen zal ik hier schrijven dat het niet te eten was. Of beter, ik zal toegeven dat het vlees écht wel lekker was. Op die manier weet u dat ook alweer en moet u het niet zelf proeven.

Toen we lekker gegeten hadden (en Heleen als dessert nog een stukje cake gekocht had) reden we verder naar het kleine stadje Dalvík, ten noorden van Akureyri. Het was even zoeken om de weg te vinden, gezien je eerst een heel stuk de weg naar Reykjavik (dat in het oosten ligt!) moet volgen voor de eerste wegwijzers naar Dalvík staan. Maar eenmaal op de juiste weg is het, zoals alle IJslandse wegen, een spannende, donkere, onverlichte weg waar een kleine fout fataal kan zijn voor lijf en auto.

Wat ik erg leuk vind op IJslandse wegen is dat je praktisch nooit vanzelf voorbij gestoken wordt. Als iemand je voorbij wilt komt hij “dicht” tegen je rijden en wacht hij tot jij hem het teken geeft om voorbij te mogen (rechter pinker aansteken). Op die manier weet de bestuurder dat (jij denkt dat) het veilig is om voorbij te gaan. Opvallend is dat de meeste auto’s ook effectief op dat signaal wachten en dus niet zomaar voorbij je zoeven.

Ik wil trouwens niet stoefen, maar ik heb gezien dat ze hier in ‘t Fosshotel loopies hebben (ook wel “Kellogs Loops” genoemd, maar dat is een minder leuke naam). Met andere woorden: ik eet morgen lekker loopies! Beat that! Wat hou ik toch van loopies, het is mijn favoriete ontbijt! Hun goddelijke smaak brengt plezier in mijn leven! Loopies van kellogs, proef ze nu!

Geen noorderlicht… stomme zon.

Categories
Reis Schrijfsels Uncategorized

IJsland: dag 9

1 januari 2011, 20:34, jeugdherberg Hafaldan, Seyðisfjörður

Prettig nieuw jaar iedereen! Na toch een klein beetje uitgeslapen te hebben, zijn we dan toch maar opgestaan. Als eerste hebben we een balans opgemaakt van het beschikbare eten en hebben we geconstateerd dat dit niet voldoende was om de dag door te komen. Gelukkig zijn echt alle winkels in IJsland gesloten op 1 januari, net zoals de restaurants.

Overlevend op de overschot van gisteren (een zak chips, één broodje, kaas, salami (of kortweg “saucisse” volgens Heleen – stomme Limburgers), een pakje boter, twee pakjes instant soep, een hoop twix’en, vieze snoepjes en vreselijk vies “zonnebloem brood”) zijn we dan maar op pad vertrokken.

Vandaag stond een rondrit doorheen de oost-fjorden op het programma. Van Höfn zijn we doorgereden tot Seyðisfjörður waar we een kamer gereserveerd hadden in de Hafaldan jeugdherberg. Onderweg hebben we nog een tussenstop gemaakt in Neskaupstaður, twee fjorden voor Seyðisfjörður. (Voor de ietwat minder ijverige leerling die ondertussen nog steeds niet opgezocht heeft wat een “fjord” nu eigenlijk is: “Een fjord is een bepaald type inham in een bergachtige kust, gekenmerkt door steile wanden die door gletsjerwerking zijn uitgesleten.”)

Neskaupstaður is op zich niet zo heel speciaal; het is een klein industriestadje met zo’n 1’500 inwoners. Er is echter wel een gezellig restaurantje genaamd “Fru Lu Lu”, waar Heleen (voornamelijk voor de naam) een hapje wou eten. (De autoradio werd dan ook overstemd door een gillende meis die keer op keer de uitroep “Fru lu lu” bleef uiten. En nog eens. En nog eens. En nog eens. Het is immers zo’n “leuk woord”.)

Het leukste aan Neskaupstaður is echter de rit erheen. Vanuit Eskifjörður moet je langs een bergpas naar de andere kant van de berg. Om niet over de top te moeten is er een 600m lange tunnel geboord, maar de tunnel zelf is slechts geschikt voor één rijstrook; de tunnel is dus slechts breed genoeg voor één voertuig. Om de tweehonderd meter zijn er wel wegverbredingen waar de auto’s elkaar kunnen kruisen, maar het blijft spannend om door zo’n smalle tunnel te moeten rijden.

Eenmaal uit de tunnel moet je nog steeds een zware afdaling doen om bij het stadje aan te komen, wat je, volgens “the Lonely Planet”, een beetje het gevoel geeft alsof je een havik bent die in het dorpje land.

Dankzij de opvallend grote hoeveelheid sneeuw en ijs was deze afdaling nog eens extra spannend. De scherpe bochten en – vooral – de diepe ravijnen vormen een spannend hindernissenparcour op leven en dood. (Dum dum dum….)

Uiteraard was ook “Fru lu lu” gesloten, dus reden we (met een kwade (of volgens haarzelf, “teleurgestelde”) Heleen) verder naar Seyðisfjörður.

Aan de jeugdherberg aangekomen bleek deze gesloten te zijn … tot april. Kennelijk had ik per ongeluk gereserveerd voor het andere hotel van de eigenaars, “The Secret Garden”. Helaas bevond dit andere hotel zich in zuid-Indië en was “even omrijden” geen optie. We hebben echter toch een kamer (én korting) gekregen, evenals een homp overheerlijk notenbrood. Op die manier hebben we dan toch de dag overleefd.

Ik moet ook nog zeggen dat Heleen zegt dat het vandaag “hééééééél mooooi, oooo, zooooo mooooi” was.

En nog steeds geen noorderlicht.

Categories
Reis Schrijfsels Uncategorized

IJsland: dag 8

1 januari 2011, 21:03, jeugdherberg Hafaldan, Seyðisfjörður

‘s Ochtends redelijk laat vertrokken. Nadat ik drie keer naar de auto gelopen had om al het eten en de zakken erin te steken; (Heleen had 1x gelopen met de woorden: “ik heb toch al drie zakken gedragen”) reden we het boerenerf af en vertrokken we richting Höfn.

Het is een redelijk korte rit tussen Skaftafell en Höfn, maar het uitzicht was, zoals steeds, prachtig. Eenmaal in Höfn aangekomen hebben we ons naar de supermarkt gehaast – die maar tot 14u open was – om onze ouderjaarsavondmaaltijd te kopen.

Omdat Heleen een klein beetje ziekjes was, ben ik zelf het kleine havenstadje Höfn gaan verkennen. Besluit: het is een klein havenstadje omringd door torenhoge bergen… en de zee. (Duh… haven.)

Uiteraard was er geen enkel restaurant open op oudejaar, dus bestond onze maaltijd uit een soepje, een paar pistolets en de fles whisky die iemand in de jeugdherberg had achtergelaten. (“Murdoch’s perfection: blended scotch whisky”). Die whisky hadden we zeker nodig, gezien Heleen onze “pizza-broodjes” had gereduceerd tot koolstof in de oven. ondertussen hebben we naar de top 5 van komische programma’s van de BBC gekeken: op drie: Coupling; op twee: ‘Allo ‘allo en op het absolute hoogtepunt: Keeping up appearances. Niet meteen mijn top 3, maar het kon er wel mee door.

Daarna was het tijd voor het Hoogtepunt van IJslandse televismakerij: Áramótaskaup, een satirische terugblik op het afgelopen jaar in IJsland. Met onderwerpen als de gecrashte IJslandse kronen, het kennelijk verplicht dansen (met lijfstraffen of gegijzelde toeristen) voor de toeristiche promotiewebsite “Inspired by iceland” (http://www.inspiredbyiceland.com/, de filmpjes zijn inderdaad om te huilen) tot lachen met de afgebouwde ziekenzorg; het gehele jaar passeerde de review. Het spreekt voor zich dat alles in dat onverstaanbare IJslands gebrabbeld werd (er werd immers ook gelachen met toeristen, hoewel we de grap niet verstonden) en wij er dus geen knijt van hebben verstaan.

Kennelijk kijkt 95% van alle IJslanders echter naar deze show, duw konden wij onmogelijk achterblijven.

Om half twaalf trokken we naar buiten op zoek naar die gigantische kampvuren waar men in the Lonely Planet over schreven. Wij verwachtten het halve dorp rond een immens kampvuur aan te treffen, maar kennelijk was het vuur al enkele uren aangestoken en was er … niemand meer. Dus hebben we maar wat van het vuurwerk genoten en hebben daarna nog wat van de whisky geproefd.

Nieuwjaar in Höfn was misschien niet het beste idee, maar anders hadden we onze rondreis rond het eiland niet kunnen doen. En volgend jaar komt er nog een nieuw jaar, niet?

Veel vuurwerk, geen noorderlicht.

Categories
Uncategorized

We wish you…

Categories
Reis Schrijfsels Uncategorized

IJsland: dag 7

30 december 2010, 18:51, Svínafell-Öræfum

Ik zit in het donker; Heleen zit al eventjes in haar bed. Het was een vermoeiende dag tussen gletsjers, steen en (onschuldige) water plasjes. Ik luister naar “Wespen op de appeltaart” van Spinvis en voel me een beetje hetzelfde. Zelfreflectie in IJsland; “Ik hoop maar dat ze niet zo droomt als ik.” (Wespen op de appeltaart – Spinvis).

Deze ochtend zijn we van onze boerderij-bedden vertrokken naar Skaftafell, een natuurgebied aan de voet van de Vatnajökull. Het is een nationaal park dat rond de vulkaan (vulkaan! woohoo!) Grímsvötn ligt. We zijn met de auto tot aan het bezoekerscentrum / camping gereden om vanaf daar te voet het park in te trekken.

Ik drink iets genaamd “Malt appelsín” en vind het eigenlijk behoorlijk lekker. Een mengeling van iets bier-achtig met appelsien.

Aan het bezoekerscentrum krijgt men een keuze: ofwel naar Svartifoss (aka “De zwarte waterval”), ofwel naar de gletsjer Skeidarárjökull. Heleen redeneerde “watervallen hebben we al gezien”, dus kozen we om dat fameuze gletsjer-gedoe eens van dichterbij te bekijken.

Tussen het bezoekerscentrum en de gletsjer ligt voor het grootste deel een verhard pad dat makkelijk wandelt. Het stopt echter een heel eind van de gletsjer, wat voor oudere opa’s en oma’s misschien het ideale punt is om van het uitzicht te genieten, maar wij wouden gletsjer voelen en besloten dus verder te gaan.

Helaas was de gletsjer omringd met… water. Daarom zijn we door de grauwe stenen wei getrokken om zo dicht mogelijk bij het gletsjerijs te geraken. Ons pad liep langs steen heuvels en – dalen, maar overal waren er wel onschuldige ijsjes te vermorzelen. En als het dan al niet met de voetjes lukte, vond Heleen wel een steen om met groot lawijt (en jolijt) in ‘t water te kieperen. Helaas vaak zonder enig resultaat.

Een groot uur klimmen, dalen (en vallen) later kwamen we aan het punt waar we de gletsjer bijna konden aaien; zij het niet dat er nog steeds een halfbevroren rivier tussen ons in zat. Gezien we deze maal rond een groot meer moesten wandelen om nog dichterbij te geraken en de zon steeds lager kwam te staan, besloten we terug te keren.

In het bezoekerscentrum hebben we dan maar even opgewarmd, kaartjes gekocht (tegen niemand zeggen, anders is de verrassing eraf!) en naar een documentaire over de Grote Overstroming van 19-en-nog-iets. (Dit stomme boerderij-hotel heeft geen internet! Wat moet ik nu?!)

“Als je luistert naar de wolken, als je luistert naar de wind.” Bijna geen muziek mee, maar dit dus wel. ‘t Leven en ‘t lot zijn hard; “’t Is altijd wat en altijd spijt van al het geld en alle tijd op de onverharde wegen die je naar hier hebben geleid.” (Bagagedrager – Spinvis).

De documentaire liep ten einde en wij dus weer die kou in. Het was ondertussen val-avond aan ‘t worden (zowel letterlijk als figuurlijk, Heleen is inderdaad een aantal keer uitgegleden en bijna de dieperik ingegaan) en we besloten toch nog eens naar die “zwarte waterval” te gaan kijken. Het pad was zowat volledig bedekt met een dun laagje ijs en voldoende hoog om bij ‘t vallen minstens één paar benen te breken, maar het uitzicht dat we van op de top van die berg kregen was fenomenaal.

Svartifoss is inderdaad een zwarte waterval; een witte streep water die van een zwarte berg, volledig met ijs bedekt, naar beneden stort, de dieperik in. Achter ons ging de zon onder, de wolken kleurend in een bovennatuurlijk oranje licht.

Heleen was bang in het donker meer dan twee benen te breken, dus gingen we terug naar de auto. Een klein uurtje later waren we op zoek naar eten, wat we vonden in het tankstation. Nog een half uurtje later zaten we te eten; en nu luister ik naar Spinvis (en drink ik Malt Appelsín) (en rook ik een sigaret) (en zit ik te wachten op het noorderlicht) (en denk ik aan jou).

(En nee, ik zie geen noorderlicht.)