1 januari 2011, 20:34, jeugdherberg Hafaldan, Seyðisfjörður
Prettig nieuw jaar iedereen! Na toch een klein beetje uitgeslapen te hebben, zijn we dan toch maar opgestaan. Als eerste hebben we een balans opgemaakt van het beschikbare eten en hebben we geconstateerd dat dit niet voldoende was om de dag door te komen. Gelukkig zijn echt alle winkels in IJsland gesloten op 1 januari, net zoals de restaurants.
Overlevend op de overschot van gisteren (een zak chips, één broodje, kaas, salami (of kortweg “saucisse” volgens Heleen – stomme Limburgers), een pakje boter, twee pakjes instant soep, een hoop twix’en, vieze snoepjes en vreselijk vies “zonnebloem brood”) zijn we dan maar op pad vertrokken.
Vandaag stond een rondrit doorheen de oost-fjorden op het programma. Van Höfn zijn we doorgereden tot Seyðisfjörður waar we een kamer gereserveerd hadden in de Hafaldan jeugdherberg. Onderweg hebben we nog een tussenstop gemaakt in Neskaupstaður, twee fjorden voor Seyðisfjörður. (Voor de ietwat minder ijverige leerling die ondertussen nog steeds niet opgezocht heeft wat een “fjord” nu eigenlijk is: “Een fjord is een bepaald type inham in een bergachtige kust, gekenmerkt door steile wanden die door gletsjerwerking zijn uitgesleten.”)
Neskaupstaður is op zich niet zo heel speciaal; het is een klein industriestadje met zo’n 1’500 inwoners. Er is echter wel een gezellig restaurantje genaamd “Fru Lu Lu”, waar Heleen (voornamelijk voor de naam) een hapje wou eten. (De autoradio werd dan ook overstemd door een gillende meis die keer op keer de uitroep “Fru lu lu” bleef uiten. En nog eens. En nog eens. En nog eens. Het is immers zo’n “leuk woord”.)
Het leukste aan Neskaupstaður is echter de rit erheen. Vanuit Eskifjörður moet je langs een bergpas naar de andere kant van de berg. Om niet over de top te moeten is er een 600m lange tunnel geboord, maar de tunnel zelf is slechts geschikt voor één rijstrook; de tunnel is dus slechts breed genoeg voor één voertuig. Om de tweehonderd meter zijn er wel wegverbredingen waar de auto’s elkaar kunnen kruisen, maar het blijft spannend om door zo’n smalle tunnel te moeten rijden.
Eenmaal uit de tunnel moet je nog steeds een zware afdaling doen om bij het stadje aan te komen, wat je, volgens “the Lonely Planet”, een beetje het gevoel geeft alsof je een havik bent die in het dorpje land.
Dankzij de opvallend grote hoeveelheid sneeuw en ijs was deze afdaling nog eens extra spannend. De scherpe bochten en – vooral – de diepe ravijnen vormen een spannend hindernissenparcour op leven en dood. (Dum dum dum….)
Uiteraard was ook “Fru lu lu” gesloten, dus reden we (met een kwade (of volgens haarzelf, “teleurgestelde”) Heleen) verder naar Seyðisfjörður.
Aan de jeugdherberg aangekomen bleek deze gesloten te zijn … tot april. Kennelijk had ik per ongeluk gereserveerd voor het andere hotel van de eigenaars, “The Secret Garden”. Helaas bevond dit andere hotel zich in zuid-Indië en was “even omrijden” geen optie. We hebben echter toch een kamer (én korting) gekregen, evenals een homp overheerlijk notenbrood. Op die manier hebben we dan toch de dag overleefd.
Ik moet ook nog zeggen dat Heleen zegt dat het vandaag “hééééééél mooooi, oooo, zooooo mooooi” was.
En nog steeds geen noorderlicht.